Ridgy Labs

GenAI in creatieve processen: het verschil zit in het hoe

“Worden Belgische gamemakers straks ook door AI vervangen?” Die vraag stelde De Standaard op 17 april. En ze raakt aan een spanningsveld dat voelbaar is in elke creatieve sector: GenAI komt eraan, maar hoe ver reikt het — en wie bepaalt dat?

Juist in het zoeken, proberen, vallen en weer opstaan ontstaan de mooiste dingen. Dat geldt voor schrijven, ontwerpen, coderen, animeren — voor álles wat een ziel heeft. Die menselijke marge is geen ruis, maar de ruimte waarin betekenis groeit.

Toch schuiven managers in de game-industrie steeds vaker GenAI naar voren als wondermiddel. Niet om te ondersteunen, maar om te versnellen. De druk om AI toe te passen wordt groot. Het resultaat? Demotivatie. Vertraging. Vervreemding. En producten die hun eigen proces niet meer weerspiegelen.

Maar AI verdwijnt niet. Zoals collega Regis Le Roy (Howest) het in het artikel zegt: de doos van Pandora is open. De echte vraag is dus niet óf we AI gebruiken, maar hoe. Wie beslist? Met welke kennis? Met welk doel?

Daar zit het verschil.

Zodra je begrijpt hoe AI werkt, kun je bewust kiezen waar je het laat meespelen. Voor alles wat met automatisering te maken heeft — repetitieve code, motion capture clean-up, tijdelijke prototypes — is AI vandaag al bijzonder geschikt. Het ruimt op. Het maakt plaats.

Maar zodra het creatieve hart in zicht komt, wordt het spanningsveld groter. Is iets nog betekenisvol als je niet weet wie het maakte — of wat het maakte? Is dat erg? Misschien. Misschien niet. Maar het vraagt doordenking.

“Ik wil niets horen, luisteren of spelen dat niet door een mens gemaakt is,” zegt een Belgische game-CEO in het artikel. Een begrijpelijke grens. Vandaag. Maar geldt die morgen nog?

Creativiteit is geen tegenpool van AI. Maar het vraagt wel richting. Reflectie. Verantwoordelijkheid. En misschien vooral: het vermogen om over twintig jaar nog altijd trots te zijn — niet alleen op wat je hebt gemaakt, maar ook op hoe je het hebt gedaan.